Ruim 35 jaar natuurlijke begrazing in Nederland
Het is meer dan 35 jaar geleden dat de eerste grote grazers geïntroduceerd werden in de Nederlandse natuur. Grote grazers als konikpaarden en Schotse hooglanders zijn inmiddels een bekende verschijning geworden. Uit een seminar dat FREE Nature en ARK Natuurontwikkeling hierover organiseerden blijkt dat dit de natuur op vele manieren heeft verrijkt. Toch worden grote grazers niet overal gebruikt.
Op het vakseminar ‘35 jaar natuurlijke begrazing in Nederland’; een goede basis voor de toekomst?!’ dat op 1 november werd gehouden, vertelden sprekers van verschillende natuurorganisaties en onderzoeksinstellingen over hun ervaringen met grote grazers in Nederland. De hoofdredenen om grote grazers te introduceren in de Nederlandse natuurgebieden blijken zeer uiteenlopend te zijn. In het voorbeeld van de Veluwezoom stond verrijking van de biodiversiteit voorop. In de Noordwaard, het grote nieuwe Ruimte voor de Riviergebied bij de Biesbosch, worden de grazers ingezet om te voorkomen dat de vegetatie omhoogschiet en zo een opstuwende werking heeft voor het rivierwater. De gemeente Amsterdam heeft grazers juist ingezet om het gebied veiliger te maken. De beheerders van de kudde zorgen voor ogen en oren in het gebied in en voorkomen zo bijvoorbeeld illegale bewoning in het bos. Maar ook bleken de wietplantages in het bos vakkundig te worden gesnoeid door de Schotse hooglanders.
Meer dan alleen grazen
Uit onderzoek , gepresenteerd door Dr. Chris Smit van de Rijksuniversiteit Groningen, blijkt dat natuurlijke begrazing belangrijk is voor het vergroten van de biodiversiteit. De grazers hebben op allerlei manieren invloed op de natuurgebieden. Ze onderdrukken dominante plantensoorten waardoor veel andere soorten weer meer kans hebben. Ze dragen bij aan de verspreiding van zaden. Hun mest is een bron van voedsel voor allerlei insecten. Ze woelen de grond om en stampen deze elders juist weer aan. Zo ontstaat er veel diversiteit in de leefomgeving, op kleine schaal en op grote. Vooral op rijkere gronden, en niet in te hoge dichtheid, hebben de grazers deze positieve effecten.
Natuurlijke kuddes blijken uit de presentaties over het algemeen beter geschikt te zijn voor de Nederlandse natuurgebieden dan bijvoorbeeld landbouwvee, dat ook vaak voor beweiding wordt ingezet in natuurgebieden. De natuurlijke kuddes hebben een samenstelling met gelijkere verhoudingen van mannelijke en vrouwelijke dieren. Hierdoor ontstaan subgroepen, die zich verspreiden en het natuurgebied op verschillende plekken begrazen. Bij runderen maken mannelijke dieren bovendien stierenkuilen, nieuwe pioniermilieus die aan de diversiteit van het gebied bijdragen. Natuurlijke kuddes zijn het gehele jaar, dus ook in de winter, in de natuur en hebben daardoor een grotere impact. Ook zijn zij beter aangepast en weten vaak beter hoe om te gaan met overstromingen. Tegelijk weten ze te profiteren van planten met medicinale werking. Ze worden niet behandeld met antiwormenmiddel waardoor hun poep de insectenwereld verrijkt, in tegenstelling tot landbouwvee dat vaak behandeld is.
Inzet van natuurlijke kuddes
Dat toch niet overal in Nederland beheerd wordt met grote grazers heeft verschillende redenen. Soms past het gebruik van grazers niet bij de natuurdoelen die de beheerder heeft, is de rol die grote grazers kunnen spelen te klein of is zelfs het gebied te klein en is maaien een geschiktere beheersvorm. Uit de discussies bleek ook dat het voor beheerders van natuurlijke kuddes een stuk lastiger is om aanspraak te maken op landbouwsubsidies. Daardoor verkeren zij in een slechte concurrentiepositie ten opzichte van pacht inbrengende boeren. Terreinbeheerders kiezen onder meer daarom soms eerder voor landbouwvee in plaats van natuurlijke kuddes. Hierdoor missen ze allerlei ecologische voordelen die natuurlijke kuddes wel kunnen bieden.