Poep doet goed: zo maakt de mest van grote grazers natuurgebieden rijker
Vlaaien en bolussen: poep is niet vies, maar smakelijk! De mest van grote grazers is een walhalla voor mestkevers en andere insecten. Zij vormen op hun beurt weer een maaltje voor vogels en dassen. Ook verspreiden de grazers in hun mest de zaden van grassen, kruiden, struiken en bomen. Poep doet goed: het maakt natuurgebieden rijker in soorten en helpt bij het vormen van een structuurrijk mozaïek.
De aantrekkingskracht van poep is groot. Zo trekken de grazers in de zomer graag naar de waterkant, waar ze uiteraard ook mesten. Jonge padjes vinden dat maar wat handig. De paardenmest biedt een schaduwrijke schuilplek en trekt tegelijkertijd veel voedsel aan, in de vorm van vliegjes en kevers.
Naast vliegen en kevers trekt poep ook tal van torren, vlinders, slakken, duizendpoten, pissebedden en wormen aan. Hun aanwezigheid trekt rovers aan, zoals wespen, mieren, libellen en vogels, maar ook zoogdieren zoals egel en das. Paddenstoelen vinden poep ook een prima plek om in te groeien.
Poep is ook voedingsstof voor plantenzaden die in de mest zijn meegereisd. Sommige plantenzaden kiemen zelf alleen wanneer ze een maag-darmkanaal zijn gepasseerd. Door de zuren die betrokken zijn bij de spijsvertering, wordt de schil rond deze zaadjes dunner, waardoor ze makkelijker kiemen.
Jeroen Helmer van ARK Rewilding heeft een prachtige illustratie gemaakt over de sleutelrol van poep in de natuur. Het is een onmisbare schakel in de kringloop van het leven, waar honderden soorten planten en dieren van afhankelijk zijn. En jawel, Jeroen heeft ze allemaal gezien: hij heeft naast ontelbaar veel hopen poep gelegen om te kijken wat er op én in de poep gebeurd.
Stikstof
Maar, hoe zit het dan met stikstof? Verstoort de mest van grote de balans? Stikstof ontstaat wanneer urine en mest samen komen. Ook grote grazers kunnen dus in theorie stikstof vormen: net als landbouwdieren. Toch zijn er enkele grote verschillen tussen wildlevende grazers en landbouwdieren, waardoor dit niet gebeurd.
De grote grazers hebben meer leefruimte tot hun beschikking. De dieren trekken door het gebied en mesten en urineren op andere plekken: de kans dat beide samen komen is vele malen kleiner dan bij dieren die op stal staan. Daarnaast leven de dieren in natuurlijke dichtheden in het gebied, waardoor ook de absolute hoeveelheid mest en urine vele malen Kleiner is dan in de (intensieve) veehouderij.
Daarnaast is er bij natuurbegrazing sprake van een (gesloten) kringloop. De nutriënten van de gegeten grassen, kruiden en struiken worden in het dier gebruikt voor energie en groei en omgezet in mest en urine. Deze worden weer door het bodemleven opgenomen en doorgegeven aan de vegetatie en maken zo de cirkel weer rond. Omdat er bij natuurlijke begrazing niet wordt bijgevoerd of bemest, vindt er dus alleen verplaatsing van voedingsstoffen binnen het gebied plaats.
Voedselarm en voedselrijk
Stikstof in de natuur hoopt zich op in stikstofminnende planten, die gaan woekeren waardoor er eentonige ruigtes ontstaan. Grote grazers betreden de ruigte en eten graag van deze stikstofminnende plantensoorten. Via mest en urine komen de nutriënten weer terug in het gebied. Grote grazers verwijderen de stikstof dus niet, maar doorbreken wel woekerende ruigtes en verspreiden voedingsstoffen opnieuw binnen het gebied.
Zo kan de mest van grote grazers plaatselijk voor voedselrijke grond zorgen: denk hierbij aan de latrines van paarden en rustplekken van runderen. Als zich op de ene plek mest ophoopt, leidt dit op andere plekken tot verschraling. Zo ontstaat er een prachtig, gevarieerd mozaïek van voedselarme en voedselrijke plekken.
Illustratie door Jeroen Helmer. Foto's door Janneke Razenberg.